maandag 14 januari 2008

oh och, er zijn altijd van de momenten in mijn leven die ik pas op waarde weet te schatten waneer ik de klanken van een steeldrum onder de melancholische draaiorgels in d-mineur hoor spelen. dan spreekt mijn maag mijn hart aan op zijn nalatigheid. waarop mijn hart de maag wijst op het feit dat hij maar zo traag reageert omdat juist de maag zo vol is van zichzelf dat de verbinding wegvalt en het hart achterblijft met het doorgeven van gevoelens van liefde en emotie aan de hersenen. mijn hersenen zijn op hun beurt zo druk bezig met het wassen van zichzelf en het aansporen van de maag, dat zij de ritmestoornissen van mijn hart amper opmerken, noch het gemis van actieve gedachten. mijn ogen blijven toch onvermoeid registreren en waarnemen wat er om mij heen gebeurt, zonder enkel reflectie of reactie in mijn hoofd. dit leidt tot verwaarlozing en verstoorde jeugdsyndromen in mijn oogkassen. ze horen bij elkaar, zijn diepte en dimensie niet zonder elkaar, ze zijn altijd open achter gesloten oogleden, zoals de zon altijd schijnt ook al is hij naar de andere kant van de aarde vertrokken om met zekerheid weer terug te keren binnen 12 uur. maar mijn ogen zullen nooit samen zijn, eeuwig gescheiden moeten zij blind vertrouwen dat alles goed komt, dat zij hun taak juist verzorgen en dat mijn hersenen mij door hun goeddoen de richting opsturen die mij in veiligheid brengt. mijn onderbuik heeft geen benul wat er om haar heen gebeurt en laat zich door niets of niemand leiden. zonder hersenen of hart blijft alleen lust en pure wanhoop eeuwig rondcirkelen in de leegte van verlangen. een verlangen dat afstamt van de drang naar voltooiing van leven, de creatie van nieuw leven en daarbij het einde van een vorig. gelukkig heeft mijn mond de oplossing op het puntje van haar tong, die door het eten van een pil mijn onderbuik reguleert en nageslacht afweert.